Vervoeging van rationaliseren

Onbepaalde wijs (infinitief): rationaliseren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik rationaliseer
    • jij rationaliseert
    • hij/zij/het rationaliseert
    • wij rationaliseren
    • jullie rationaliseren
    • zij rationaliseren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik rationaliseerde
    • jij rationaliseerde
    • hij/zij/het rationaliseerde
    • wij rationaliseerden
    • jullie rationaliseerden
    • zij rationaliseerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gerationaliseerd
    • jij hebt gerationaliseerd
    • hij/zij/het heeft gerationaliseerd
    • wij hebben gerationaliseerd
    • jullie hebben gerationaliseerd
    • zij hebben gerationaliseerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gerationaliseerd
    • jij had gerationaliseerd
    • hij/zij/het had gerationaliseerd
    • wij hadden gerationaliseerd
    • jullie hadden gerationaliseerd
    • zij hadden gerationaliseerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal rationaliseren
    • jij zult rationaliseren
    • hij/zij/het zal rationaliseren
    • wij zullen rationaliseren
    • jullie zullen rationaliseren
    • zij zullen rationaliseren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gerationaliseerd hebben
    • jij zult gerationaliseerd hebben
    • hij/zij/het zal gerationaliseerd hebben
    • wij zullen gerationaliseerd hebben
    • jullie zullen gerationaliseerd hebben
    • zij zullen gerationaliseerd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou rationaliseren
    • jij zou rationaliseren
    • hij/zij/het zou rationaliseren
    • wij zouden rationaliseren
    • jullie zouden rationaliseren
    • zij zouden rationaliseren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gerationaliseerd
    • jij zou hebben gerationaliseerd
    • hij/zij/het zou hebben gerationaliseerd
    • wij zouden hebben gerationaliseerd
    • jullie zouden hebben gerationaliseerd
    • zij zouden hebben gerationaliseerd
  • Imperatief

    • jij rationaliseer
    • jullie rationaliseert

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van rationaliseren