Vervoeging van rechttrekken

Onbepaalde wijs (infinitief): rechttrekken

Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik trek recht
    • jij trekt recht
    • hij/zij/het trekt recht
    • wij trekken recht
    • jullie trekken recht
    • zij trekken recht
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik trok recht
    • jij trok recht
    • hij/zij/het trok recht
    • wij trokken recht
    • jullie trokken recht
    • zij trokken recht
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb rechtgetrokken
    • jij hebt rechtgetrokken
    • hij/zij/het heeft rechtgetrokken
    • wij hebben rechtgetrokken
    • jullie hebben rechtgetrokken
    • zij hebben rechtgetrokken
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had rechtgetrokken
    • jij had rechtgetrokken
    • hij/zij/het had rechtgetrokken
    • wij hadden rechtgetrokken
    • jullie hadden rechtgetrokken
    • zij hadden rechtgetrokken
  • Toekomende tijd I

    • ik zal rechttrekken
    • jij zult rechttrekken
    • hij/zij/het zal rechttrekken
    • wij zullen rechttrekken
    • jullie zullen rechttrekken
    • zij zullen rechttrekken
  • Toekomende tijd II

    • ik zal rechtgetrokken hebben
    • jij zult rechtgetrokken hebben
    • hij/zij/het zal rechtgetrokken hebben
    • wij zullen rechtgetrokken hebben
    • jullie zullen rechtgetrokken hebben
    • zij zullen rechtgetrokken hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou rechttrekken
    • jij zou rechttrekken
    • hij/zij/het zou rechttrekken
    • wij zouden rechttrekken
    • jullie zouden rechttrekken
    • zij zouden rechttrekken
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben rechtgetrokken
    • jij zou hebben rechtgetrokken
    • hij/zij/het zou hebben rechtgetrokken
    • wij zouden hebben rechtgetrokken
    • jullie zouden hebben rechtgetrokken
    • zij zouden hebben rechtgetrokken
  • Imperatief

    • jij trek recht
    • jullie trekt recht

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van rechttrekken