Vervoeging van rekwestreren

Onbepaalde wijs (infinitief): rekwestreren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik rekwestreer
    • jij rekwestreert
    • hij/zij/het rekwestreert
    • wij rekwestreren
    • jullie rekwestreren
    • zij rekwestreren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik rekwestreerde
    • jij rekwestreerde
    • hij/zij/het rekwestreerde
    • wij rekwestreerden
    • jullie rekwestreerden
    • zij rekwestreerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gerekwestreerd
    • jij hebt gerekwestreerd
    • hij/zij/het heeft gerekwestreerd
    • wij hebben gerekwestreerd
    • jullie hebben gerekwestreerd
    • zij hebben gerekwestreerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gerekwestreerd
    • jij had gerekwestreerd
    • hij/zij/het had gerekwestreerd
    • wij hadden gerekwestreerd
    • jullie hadden gerekwestreerd
    • zij hadden gerekwestreerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal rekwestreren
    • jij zult rekwestreren
    • hij/zij/het zal rekwestreren
    • wij zullen rekwestreren
    • jullie zullen rekwestreren
    • zij zullen rekwestreren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gerekwestreerd hebben
    • jij zult gerekwestreerd hebben
    • hij/zij/het zal gerekwestreerd hebben
    • wij zullen gerekwestreerd hebben
    • jullie zullen gerekwestreerd hebben
    • zij zullen gerekwestreerd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou rekwestreren
    • jij zou rekwestreren
    • hij/zij/het zou rekwestreren
    • wij zouden rekwestreren
    • jullie zouden rekwestreren
    • zij zouden rekwestreren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gerekwestreerd
    • jij zou hebben gerekwestreerd
    • hij/zij/het zou hebben gerekwestreerd
    • wij zouden hebben gerekwestreerd
    • jullie zouden hebben gerekwestreerd
    • zij zouden hebben gerekwestreerd
  • Imperatief

    • jij rekwestreer
    • jullie rekwestreert