Vervoeging van resten

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • hij/zij/het rest
    • zij resten
  • Onvoltooid verleden tijd

    • hij/zij/het restte
    • zij restten
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • hij/zij/het is gerest
    • zij zijn gerest
  • Voltooid verleden tijd

    • hij/zij/het was gerest
    • zij waren gerest
  • Toekomende tijd I

    • hij/zij/het zal resten
    • zij zult resten
  • Toekomende tijd II

    • hij/zij/het zal gerest zijn
    • zij zult gerest zijn
  • Conditionalis I

    • hij/zij/het zal resten
    • zij zullen resten
  • Conditionalis II

    • hij/zij/het zal zijn gerest
    • zij zullen zijn gerest