Vervoeging van rieken

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik riek
    • jij riekt
    • hij/zij/het riekt
    • wij rieken
    • jullie rieken
    • zij rieken
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik rook
    • jij rook
    • hij/zij/het rook
    • wij roken
    • jullie roken
    • zij roken
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb geroken
    • jij hebt geroken
    • hij/zij/het heeft geroken
    • wij hebben geroken
    • jullie hebben geroken
    • zij hebben geroken
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had geroken
    • jij had geroken
    • hij/zij/het had geroken
    • wij hadden geroken
    • jullie hadden geroken
    • zij hadden geroken
  • Toekomende tijd I

    • ik zal rieken
    • jij zult rieken
    • hij/zij/het zal rieken
    • wij zullen rieken
    • jullie zullen rieken
    • zij zullen rieken
  • Toekomende tijd II

    • ik zal geroken hebben
    • jij zult geroken hebben
    • hij/zij/het zal geroken hebben
    • wij zullen geroken hebben
    • jullie zullen geroken hebben
    • zij zullen geroken hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou rieken
    • jij zou rieken
    • hij/zij/het zou rieken
    • wij zouden rieken
    • jullie zouden rieken
    • zij zouden rieken
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben geroken
    • jij zou hebben geroken
    • hij/zij/het zou hebben geroken
    • wij zouden hebben geroken
    • jullie zouden hebben geroken
    • zij zouden hebben geroken
  • Imperatief

    • jij riek
    • jullie riekt

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van rieken