Vervoeging van ronddienen

Onbepaalde wijs (infinitief): ronddienen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik dien rond
    • jij dient rond
    • hij/zij/het dient rond
    • wij dienen rond
    • jullie dienen rond
    • zij dienen rond
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik diende rond
    • jij diende rond
    • hij/zij/het diende rond
    • wij dienden rond
    • jullie dienden rond
    • zij dienden rond
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb rondgediend
    • jij hebt rondgediend
    • hij/zij/het heeft rondgediend
    • wij hebben rondgediend
    • jullie hebben rondgediend
    • zij hebben rondgediend
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had rondgediend
    • jij had rondgediend
    • hij/zij/het had rondgediend
    • wij hadden rondgediend
    • jullie hadden rondgediend
    • zij hadden rondgediend
  • Toekomende tijd I

    • ik zal ronddienen
    • jij zult ronddienen
    • hij/zij/het zal ronddienen
    • wij zullen ronddienen
    • jullie zullen ronddienen
    • zij zullen ronddienen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal rondgediend hebben
    • jij zult rondgediend hebben
    • hij/zij/het zal rondgediend hebben
    • wij zullen rondgediend hebben
    • jullie zullen rondgediend hebben
    • zij zullen rondgediend hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou ronddienen
    • jij zou ronddienen
    • hij/zij/het zou ronddienen
    • wij zouden ronddienen
    • jullie zouden ronddienen
    • zij zouden ronddienen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben rondgediend
    • jij zou hebben rondgediend
    • hij/zij/het zou hebben rondgediend
    • wij zouden hebben rondgediend
    • jullie zouden hebben rondgediend
    • zij zouden hebben rondgediend
  • Imperatief

    • jij dien rond
    • jullie dient rond