Vervoeging van sakkeren
Onbepaalde wijs (infinitief): sakkeren
Er is helaas geen Franse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik sakker
- jij sakkert
- hij/zij/het sakkert
- wij sakkeren
- jullie sakkeren
- zij sakkeren
Onvoltooid verleden tijd
- ik sakkerde
- jij sakkerde
- hij/zij/het sakkerde
- wij sakkerden
- jullie sakkerden
- zij sakkerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gesakkerd
- jij hebt gesakkerd
- hij/zij/het heeft gesakkerd
- wij hebben gesakkerd
- jullie hebben gesakkerd
- zij hebben gesakkerd
Voltooid verleden tijd
- ik had gesakkerd
- jij had gesakkerd
- hij/zij/het had gesakkerd
- wij hadden gesakkerd
- jullie hadden gesakkerd
- zij hadden gesakkerd
Toekomende tijd I
- ik zal sakkeren
- jij zult sakkeren
- hij/zij/het zal sakkeren
- wij zullen sakkeren
- jullie zullen sakkeren
- zij zullen sakkeren
Toekomende tijd II
- ik zal gesakkerd hebben
- jij zult gesakkerd hebben
- hij/zij/het zal gesakkerd hebben
- wij zullen gesakkerd hebben
- jullie zullen gesakkerd hebben
- zij zullen gesakkerd hebben
Conditionalis I
- ik zou sakkeren
- jij zou sakkeren
- hij/zij/het zou sakkeren
- wij zouden sakkeren
- jullie zouden sakkeren
- zij zouden sakkeren
Conditionalis II
- ik zou hebben gesakkerd
- jij zou hebben gesakkerd
- hij/zij/het zou hebben gesakkerd
- wij zouden hebben gesakkerd
- jullie zouden hebben gesakkerd
- zij zouden hebben gesakkerd
Imperatief
- jij sakker
- jullie sakkert