Vervoeging van samenhouden
Onbepaalde wijs (infinitief): samenhouden
				
				Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik houd samen
 - jij houdt samen
 - hij/zij/het houdt samen
 - wij houden samen
 - jullie houden samen
 - zij houden samen
 
Onvoltooid verleden tijd
- ik hield samen
 - jij hield samen
 - hij/zij/het hield samen
 - wij hielden samen
 - jullie hielden samen
 - zij hielden samen
 
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb samengehouden
 - jij hebt samengehouden
 - hij/zij/het heeft samengehouden
 - wij hebben samengehouden
 - jullie hebben samengehouden
 - zij hebben samengehouden
 
Voltooid verleden tijd
- ik had samengehouden
 - jij had samengehouden
 - hij/zij/het had samengehouden
 - wij hadden samengehouden
 - jullie hadden samengehouden
 - zij hadden samengehouden
 
Toekomende tijd I
- ik zal samenhouden
 - jij zult samenhouden
 - hij/zij/het zal samenhouden
 - wij zullen samenhouden
 - jullie zullen samenhouden
 - zij zullen samenhouden
 
Toekomende tijd II
- ik zal samengehouden hebben
 - jij zult samengehouden hebben
 - hij/zij/het zal samengehouden hebben
 - wij zullen samengehouden hebben
 - jullie zullen samengehouden hebben
 - zij zullen samengehouden hebben
 
Conditionalis I
- ik zou samenhouden
 - jij zou samenhouden
 - hij/zij/het zou samenhouden
 - wij zouden samenhouden
 - jullie zouden samenhouden
 - zij zouden samenhouden
 
Conditionalis II
- ik zou hebben samengehouden
 - jij zou hebben samengehouden
 - hij/zij/het zou hebben samengehouden
 - wij zouden hebben samengehouden
 - jullie zouden hebben samengehouden
 - zij zouden hebben samengehouden
 
Imperatief
- jij houd samen
 - jullie houdt samen