Vervoeging van samenproppen
Onbepaalde wijs (infinitief): samenproppen
Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik prop samen
- jij propt samen
- hij/zij/het propt samen
- wij proppen samen
- jullie proppen samen
- zij proppen samen
Onvoltooid verleden tijd
- ik propte samen
- jij propte samen
- hij/zij/het propte samen
- wij propten samen
- jullie propten samen
- zij propten samen
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb samengepropt
- jij hebt samengepropt
- hij/zij/het heeft samengepropt
- wij hebben samengepropt
- jullie hebben samengepropt
- zij hebben samengepropt
Voltooid verleden tijd
- ik had samengepropt
- jij had samengepropt
- hij/zij/het had samengepropt
- wij hadden samengepropt
- jullie hadden samengepropt
- zij hadden samengepropt
Toekomende tijd I
- ik zal samenproppen
- jij zult samenproppen
- hij/zij/het zal samenproppen
- wij zullen samenproppen
- jullie zullen samenproppen
- zij zullen samenproppen
Toekomende tijd II
- ik zal samengepropt hebben
- jij zult samengepropt hebben
- hij/zij/het zal samengepropt hebben
- wij zullen samengepropt hebben
- jullie zullen samengepropt hebben
- zij zullen samengepropt hebben
Conditionalis I
- ik zou samenproppen
- jij zou samenproppen
- hij/zij/het zou samenproppen
- wij zouden samenproppen
- jullie zouden samenproppen
- zij zouden samenproppen
Conditionalis II
- ik zou hebben samengepropt
- jij zou hebben samengepropt
- hij/zij/het zou hebben samengepropt
- wij zouden hebben samengepropt
- jullie zouden hebben samengepropt
- zij zouden hebben samengepropt
Imperatief
- jij prop samen
- jullie propt samen