Vervoeging van seponeren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • hij/zij/het seponeert
    • zij seponeren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • hij/zij/het seponeerde
    • zij seponeerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • hij/zij/het heeft geseponeerd
    • zij hebben geseponeerd
  • Voltooid verleden tijd

    • hij/zij/het had geseponeerd
    • zij hadden geseponeerd
  • Toekomende tijd I

    • hij/zij/het zal seponeren
    • zij zult seponeren
  • Toekomende tijd II

    • hij/zij/het zal geseponeerd hebben
    • zij zult geseponeerd hebben
  • Conditionalis I

    • hij/zij/het zal seponeren
    • zij zullen seponeren
  • Conditionalis II

    • hij/zij/het zal hebben geseponeerd
    • zij zullen hebben geseponeerd

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van seponeren