Vervoeging van snoeven

Vertaling: fanfarronear

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik snoef
  • jij snoeft
  • hij/zij/het snoeft
  • wij snoeven
  • jullie snoeven
  • zij snoeven

Indicativo presente

  • yo fanfarroneo
  • fanfarroneas
  • él/ella fanfarronea
  • nosotros fanfarroneamos
  • vosotros fanfarroneáis
  • ellos/ellas fanfarronean

Onvoltooid verleden tijd

  • ik snoefde
  • jij snoefde
  • hij/zij/het snoefde
  • wij snoefden
  • jullie snoefden
  • zij snoefden

Indefinido

  • yo fanfarroneé
  • fanfarroneaste
  • él/ella fanfarroneó
  • nosotros fanfarroneamos
  • vosotros fanfarroneasteis
  • ellos/ellas fanfarronearon

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gesnoefd
  • jij hebt gesnoefd
  • hij/zij/het heeft gesnoefd
  • wij hebben gesnoefd
  • jullie hebben gesnoefd
  • zij hebben gesnoefd

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he fanfarroneado
  • has fanfarroneado
  • él/ella ha fanfarroneado
  • nosotros hemos fanfarroneado
  • vosotros habéis fanfarroneado
  • ellos/ellas han fanfarroneado

Voltooid verleden tijd

  • ik had gesnoefd
  • jij had gesnoefd
  • hij/zij/het had gesnoefd
  • wij hadden gesnoefd
  • jullie hadden gesnoefd
  • zij hadden gesnoefd

Pluscuamperfecto

  • yo había fanfarroneado
  • habías fanfarroneado
  • él/ella había fanfarroneado
  • nosotros habíamos fanfarroneado
  • vosotros habíais fanfarroneado
  • ellos/ellas habían fanfarroneado

Toekomende tijd I

  • ik zal snoeven
  • jij zult snoeven
  • hij/zij/het zal snoeven
  • wij zullen snoeven
  • jullie zullen snoeven
  • zij zullen snoeven

Futuro I

  • yo fanfarronearé
  • fanfarronearás
  • él/ella fanfarroneará
  • nosotros fanfarronearemos
  • vosotros fanfarronearéis
  • ellos/ellas fanfarronearán

Toekomende tijd II

  • ik zal gesnoefd hebben
  • jij zult gesnoefd hebben
  • hij/zij/het zal gesnoefd hebben
  • wij zullen gesnoefd hebben
  • jullie zullen gesnoefd hebben
  • zij zullen gesnoefd hebben

Futuro perfecto

  • yo habré fanfarroneado
  • habrás fanfarroneado
  • él/ella habrá fanfarroneado
  • nosotros habremos fanfarroneado
  • vosotros habréis fanfarroneado
  • ellos/ellas habrán fanfarroneado

Conditionalis I

  • ik zou snoeven
  • jij zou snoeven
  • hij/zij/het zou snoeven
  • wij zouden snoeven
  • jullie zouden snoeven
  • zij zouden snoeven

Condicional

  • yo fanfarronearía
  • fanfarronearías
  • él/ella fanfarronearía
  • nosotros fanfarronearíamos
  • vosotros fanfarronearíais
  • ellos/ellas fanfarronearían

Conditionalis II

  • ik zou hebben gesnoefd
  • jij zou hebben gesnoefd
  • hij/zij/het zou hebben gesnoefd
  • wij zouden hebben gesnoefd
  • jullie zouden hebben gesnoefd
  • zij zouden hebben gesnoefd

Condicional perfecto

  • yo habría fanfarroneado
  • habrías fanfarroneado
  • él/ella habría fanfarroneado
  • nosotros habríamos fanfarroneado
  • vosotros habríais fanfarroneado
  • ellos/ellas habrían fanfarroneado

Imperatief

  • jij snoef
  • jullie snoeft

Imperativo presente

  • fanfarronea
  • vosotros fanfarronead

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van snoeven