Vervoeging van soigneren

Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik soigneer
    • jij soigneert
    • hij/zij/het soigneert
    • wij soigneren
    • jullie soigneren
    • zij soigneren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik soigneerde
    • jij soigneerde
    • hij/zij/het soigneerde
    • wij soigneerden
    • jullie soigneerden
    • zij soigneerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gesoigneerd
    • jij hebt gesoigneerd
    • hij/zij/het heeft gesoigneerd
    • wij hebben gesoigneerd
    • jullie hebben gesoigneerd
    • zij hebben gesoigneerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gesoigneerd
    • jij had gesoigneerd
    • hij/zij/het had gesoigneerd
    • wij hadden gesoigneerd
    • jullie hadden gesoigneerd
    • zij hadden gesoigneerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal soigneren
    • jij zult soigneren
    • hij/zij/het zal soigneren
    • wij zullen soigneren
    • jullie zullen soigneren
    • zij zullen soigneren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gesoigneerd hebben
    • jij zult gesoigneerd hebben
    • hij/zij/het zal gesoigneerd hebben
    • wij zullen gesoigneerd hebben
    • jullie zullen gesoigneerd hebben
    • zij zullen gesoigneerd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou soigneren
    • jij zou soigneren
    • hij/zij/het zou soigneren
    • wij zouden soigneren
    • jullie zouden soigneren
    • zij zouden soigneren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gesoigneerd
    • jij zou hebben gesoigneerd
    • hij/zij/het zou hebben gesoigneerd
    • wij zouden hebben gesoigneerd
    • jullie zouden hebben gesoigneerd
    • zij zouden hebben gesoigneerd
  • Imperatief

    • jij soigneer
    • jullie soigneert