Vervoeging van spijten

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik spijt
    • jij spijt
    • hij/zij/het spijt
    • wij spijten
    • jullie spijten
    • zij spijten
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik speet
    • jij speet
    • hij/zij/het speet
    • wij speten
    • jullie speten
    • zij speten
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gespeten
    • jij hebt gespeten
    • hij/zij/het heeft gespeten
    • wij hebben gespeten
    • jullie hebben gespeten
    • zij hebben gespeten
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gespeten
    • jij had gespeten
    • hij/zij/het had gespeten
    • wij hadden gespeten
    • jullie hadden gespeten
    • zij hadden gespeten
  • Toekomende tijd I

    • ik zal spijten
    • jij zult spijten
    • hij/zij/het zal spijten
    • wij zullen spijten
    • jullie zullen spijten
    • zij zullen spijten
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gespeten hebben
    • jij zult gespeten hebben
    • hij/zij/het zal gespeten hebben
    • wij zullen gespeten hebben
    • jullie zullen gespeten hebben
    • zij zullen gespeten hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou spijten
    • jij zou spijten
    • hij/zij/het zou spijten
    • wij zouden spijten
    • jullie zouden spijten
    • zij zouden spijten
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gespeten
    • jij zou hebben gespeten
    • hij/zij/het zou hebben gespeten
    • wij zouden hebben gespeten
    • jullie zouden hebben gespeten
    • zij zouden hebben gespeten

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van spijten