Vervoeging van spoelen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik spoel
    • jij spoelt
    • hij/zij/het spoelt
    • wij spoelen
    • jullie spoelen
    • zij spoelen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik spoelde
    • jij spoelde
    • hij/zij/het spoelde
    • wij spoelden
    • jullie spoelden
    • zij spoelden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gespoeld
    • jij hebt gespoeld
    • hij/zij/het heeft gespoeld
    • wij hebben gespoeld
    • jullie hebben gespoeld
    • zij hebben gespoeld
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gespoeld
    • jij had gespoeld
    • hij/zij/het had gespoeld
    • wij hadden gespoeld
    • jullie hadden gespoeld
    • zij hadden gespoeld
  • Toekomende tijd I

    • ik zal spoelen
    • jij zult spoelen
    • hij/zij/het zal spoelen
    • wij zullen spoelen
    • jullie zullen spoelen
    • zij zullen spoelen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gespoeld hebben
    • jij zult gespoeld hebben
    • hij/zij/het zal gespoeld hebben
    • wij zullen gespoeld hebben
    • jullie zullen gespoeld hebben
    • zij zullen gespoeld hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou spoelen
    • jij zou spoelen
    • hij/zij/het zou spoelen
    • wij zouden spoelen
    • jullie zouden spoelen
    • zij zouden spoelen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gespoeld
    • jij zou hebben gespoeld
    • hij/zij/het zou hebben gespoeld
    • wij zouden hebben gespoeld
    • jullie zouden hebben gespoeld
    • zij zouden hebben gespoeld
  • Imperatief

    • jij spoel
    • jullie spoelt

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van spoelen