Vervoeging van spreiden
Onbepaalde wijs (infinitief): spreiden
				
				Er is helaas geen Italiaanse vertaling gevonden.
- Onvoltooid tegenwoordige tijd- ik spreid
- jij spreidt
- hij/zij/het spreidt
- wij spreiden
- jullie spreiden
- zij spreiden
 
- Onvoltooid verleden tijd- ik spreidde
- jij spreidde
- hij/zij/het spreidde
- wij spreidden
- jullie spreidden
- zij spreidden
 
- Voltooid tegenwoordige tijd- ik heb gespreid
- jij hebt gespreid
- hij/zij/het heeft gespreid
- wij hebben gespreid
- jullie hebben gespreid
- zij hebben gespreid
 
- Voltooid verleden tijd- ik had gespreid
- jij had gespreid
- hij/zij/het had gespreid
- wij hadden gespreid
- jullie hadden gespreid
- zij hadden gespreid
 
- Toekomende tijd I- ik zal spreiden
- jij zult spreiden
- hij/zij/het zal spreiden
- wij zullen spreiden
- jullie zullen spreiden
- zij zullen spreiden
 
- Toekomende tijd II- ik zal gespreid hebben
- jij zult gespreid hebben
- hij/zij/het zal gespreid hebben
- wij zullen gespreid hebben
- jullie zullen gespreid hebben
- zij zullen gespreid hebben
 
- Conditionalis I- ik zou spreiden
- jij zou spreiden
- hij/zij/het zou spreiden
- wij zouden spreiden
- jullie zouden spreiden
- zij zouden spreiden
 
- Conditionalis II- ik zou hebben gespreid
- jij zou hebben gespreid
- hij/zij/het zou hebben gespreid
- wij zouden hebben gespreid
- jullie zouden hebben gespreid
- zij zouden hebben gespreid
 
- Imperatief- jij spreid
- jullie spreidt