Vervoeging van stijfvloeken

Onbepaalde wijs (infinitief): stijfvloeken

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik vloek stijf
    • jij vloekt stijf
    • hij/zij/het vloekt stijf
    • wij vloeken stijf
    • jullie vloeken stijf
    • zij vloeken stijf
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik vloekte stijf
    • jij vloekte stijf
    • hij/zij/het vloekte stijf
    • wij vloekten stijf
    • jullie vloekten stijf
    • zij vloekten stijf
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb stijfgevloekt
    • jij hebt stijfgevloekt
    • hij/zij/het heeft stijfgevloekt
    • wij hebben stijfgevloekt
    • jullie hebben stijfgevloekt
    • zij hebben stijfgevloekt
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had stijfgevloekt
    • jij had stijfgevloekt
    • hij/zij/het had stijfgevloekt
    • wij hadden stijfgevloekt
    • jullie hadden stijfgevloekt
    • zij hadden stijfgevloekt
  • Toekomende tijd I

    • ik zal stijfvloeken
    • jij zult stijfvloeken
    • hij/zij/het zal stijfvloeken
    • wij zullen stijfvloeken
    • jullie zullen stijfvloeken
    • zij zullen stijfvloeken
  • Toekomende tijd II

    • ik zal stijfgevloekt hebben
    • jij zult stijfgevloekt hebben
    • hij/zij/het zal stijfgevloekt hebben
    • wij zullen stijfgevloekt hebben
    • jullie zullen stijfgevloekt hebben
    • zij zullen stijfgevloekt hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou stijfvloeken
    • jij zou stijfvloeken
    • hij/zij/het zou stijfvloeken
    • wij zouden stijfvloeken
    • jullie zouden stijfvloeken
    • zij zouden stijfvloeken
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben stijfgevloekt
    • jij zou hebben stijfgevloekt
    • hij/zij/het zou hebben stijfgevloekt
    • wij zouden hebben stijfgevloekt
    • jullie zouden hebben stijfgevloekt
    • zij zouden hebben stijfgevloekt
  • Imperatief

    • jij vloek stijf
    • jullie vloekt stijf

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van stijfvloeken