Vervoeging van stijven

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik stijf
    • jij stijft
    • hij/zij/het stijft
    • wij stijven
    • jullie stijven
    • zij stijven
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik stijfde
    • jij stijfde
    • hij/zij/het stijfde
    • wij stijfden
    • jullie stijfden
    • zij stijfden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gestijfd
    • jij hebt gestijfd
    • hij/zij/het heeft gestijfd
    • wij hebben gestijfd
    • jullie hebben gestijfd
    • zij hebben gestijfd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gestijfd
    • jij had gestijfd
    • hij/zij/het had gestijfd
    • wij hadden gestijfd
    • jullie hadden gestijfd
    • zij hadden gestijfd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal stijven
    • jij zult stijven
    • hij/zij/het zal stijven
    • wij zullen stijven
    • jullie zullen stijven
    • zij zullen stijven
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gestijfd hebben
    • jij zult gestijfd hebben
    • hij/zij/het zal gestijfd hebben
    • wij zullen gestijfd hebben
    • jullie zullen gestijfd hebben
    • zij zullen gestijfd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou stijven
    • jij zou stijven
    • hij/zij/het zou stijven
    • wij zouden stijven
    • jullie zouden stijven
    • zij zouden stijven
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gestijfd
    • jij zou hebben gestijfd
    • hij/zij/het zou hebben gestijfd
    • wij zouden hebben gestijfd
    • jullie zouden hebben gestijfd
    • zij zouden hebben gestijfd
  • Imperatief

    • jij stijf
    • jullie stijft

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van stijven