Vervoeging van surveilleren

Onbepaalde wijs (infinitief): surveilleren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik surveilleer
    • jij surveilleert
    • hij/zij/het surveilleert
    • wij surveilleren
    • jullie surveilleren
    • zij surveilleren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik surveilleerde
    • jij surveilleerde
    • hij/zij/het surveilleerde
    • wij surveilleerden
    • jullie surveilleerden
    • zij surveilleerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gesurveilleerd
    • jij hebt gesurveilleerd
    • hij/zij/het heeft gesurveilleerd
    • wij hebben gesurveilleerd
    • jullie hebben gesurveilleerd
    • zij hebben gesurveilleerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gesurveilleerd
    • jij had gesurveilleerd
    • hij/zij/het had gesurveilleerd
    • wij hadden gesurveilleerd
    • jullie hadden gesurveilleerd
    • zij hadden gesurveilleerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal surveilleren
    • jij zult surveilleren
    • hij/zij/het zal surveilleren
    • wij zullen surveilleren
    • jullie zullen surveilleren
    • zij zullen surveilleren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gesurveilleerd hebben
    • jij zult gesurveilleerd hebben
    • hij/zij/het zal gesurveilleerd hebben
    • wij zullen gesurveilleerd hebben
    • jullie zullen gesurveilleerd hebben
    • zij zullen gesurveilleerd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou surveilleren
    • jij zou surveilleren
    • hij/zij/het zou surveilleren
    • wij zouden surveilleren
    • jullie zouden surveilleren
    • zij zouden surveilleren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gesurveilleerd
    • jij zou hebben gesurveilleerd
    • hij/zij/het zou hebben gesurveilleerd
    • wij zouden hebben gesurveilleerd
    • jullie zouden hebben gesurveilleerd
    • zij zouden hebben gesurveilleerd
  • Imperatief

    • jij surveilleer
    • jullie surveilleert

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van surveilleren