Vervoeging van teedrinken

Onbepaalde wijs (infinitief): teedrinken

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik drink tee
    • jij drinkt tee
    • hij/zij/het drinkt tee
    • wij drinken tee
    • jullie drinken tee
    • zij drinken tee
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik dronk tee
    • jij dronk tee
    • hij/zij/het dronk tee
    • wij dronken tee
    • jullie dronken tee
    • zij dronken tee
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb teegedronken
    • jij hebt teegedronken
    • hij/zij/het heeft teegedronken
    • wij hebben teegedronken
    • jullie hebben teegedronken
    • zij hebben teegedronken
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had teegedronken
    • jij had teegedronken
    • hij/zij/het had teegedronken
    • wij hadden teegedronken
    • jullie hadden teegedronken
    • zij hadden teegedronken
  • Toekomende tijd I

    • ik zal teedrinken
    • jij zult teedrinken
    • hij/zij/het zal teedrinken
    • wij zullen teedrinken
    • jullie zullen teedrinken
    • zij zullen teedrinken
  • Toekomende tijd II

    • ik zal teegedronken hebben
    • jij zult teegedronken hebben
    • hij/zij/het zal teegedronken hebben
    • wij zullen teegedronken hebben
    • jullie zullen teegedronken hebben
    • zij zullen teegedronken hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou teedrinken
    • jij zou teedrinken
    • hij/zij/het zou teedrinken
    • wij zouden teedrinken
    • jullie zouden teedrinken
    • zij zouden teedrinken
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben teegedronken
    • jij zou hebben teegedronken
    • hij/zij/het zou hebben teegedronken
    • wij zouden hebben teegedronken
    • jullie zouden hebben teegedronken
    • zij zouden hebben teegedronken
  • Imperatief

    • jij drink tee
    • jullie drinkt tee