Vervoeging van temporiseren

Onbepaalde wijs (infinitief): temporiseren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik temporiseer
    • jij temporiseert
    • hij/zij/het temporiseert
    • wij temporiseren
    • jullie temporiseren
    • zij temporiseren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik temporiseerde
    • jij temporiseerde
    • hij/zij/het temporiseerde
    • wij temporiseerden
    • jullie temporiseerden
    • zij temporiseerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb getemporiseerd
    • jij hebt getemporiseerd
    • hij/zij/het heeft getemporiseerd
    • wij hebben getemporiseerd
    • jullie hebben getemporiseerd
    • zij hebben getemporiseerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had getemporiseerd
    • jij had getemporiseerd
    • hij/zij/het had getemporiseerd
    • wij hadden getemporiseerd
    • jullie hadden getemporiseerd
    • zij hadden getemporiseerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal temporiseren
    • jij zult temporiseren
    • hij/zij/het zal temporiseren
    • wij zullen temporiseren
    • jullie zullen temporiseren
    • zij zullen temporiseren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal getemporiseerd hebben
    • jij zult getemporiseerd hebben
    • hij/zij/het zal getemporiseerd hebben
    • wij zullen getemporiseerd hebben
    • jullie zullen getemporiseerd hebben
    • zij zullen getemporiseerd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou temporiseren
    • jij zou temporiseren
    • hij/zij/het zou temporiseren
    • wij zouden temporiseren
    • jullie zouden temporiseren
    • zij zouden temporiseren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben getemporiseerd
    • jij zou hebben getemporiseerd
    • hij/zij/het zou hebben getemporiseerd
    • wij zouden hebben getemporiseerd
    • jullie zouden hebben getemporiseerd
    • zij zouden hebben getemporiseerd
  • Imperatief

    • jij temporiseer
    • jullie temporiseert

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van temporiseren