Vervoeging van toeglimmen

Onbepaalde wijs (infinitief): toeglimmen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik glim toe
    • jij glimt toe
    • hij/zij/het glimt toe
    • wij glimmen toe
    • jullie glimmen toe
    • zij glimmen toe
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik glom toe
    • jij glom toe
    • hij/zij/het glom toe
    • wij glommen toe
    • jullie glommen toe
    • zij glommen toe
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb toegeglommen
    • jij hebt toegeglommen
    • hij/zij/het heeft toegeglommen
    • wij hebben toegeglommen
    • jullie hebben toegeglommen
    • zij hebben toegeglommen
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had toegeglommen
    • jij had toegeglommen
    • hij/zij/het had toegeglommen
    • wij hadden toegeglommen
    • jullie hadden toegeglommen
    • zij hadden toegeglommen
  • Toekomende tijd I

    • ik zal toeglimmen
    • jij zult toeglimmen
    • hij/zij/het zal toeglimmen
    • wij zullen toeglimmen
    • jullie zullen toeglimmen
    • zij zullen toeglimmen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal toegeglommen hebben
    • jij zult toegeglommen hebben
    • hij/zij/het zal toegeglommen hebben
    • wij zullen toegeglommen hebben
    • jullie zullen toegeglommen hebben
    • zij zullen toegeglommen hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou toeglimmen
    • jij zou toeglimmen
    • hij/zij/het zou toeglimmen
    • wij zouden toeglimmen
    • jullie zouden toeglimmen
    • zij zouden toeglimmen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben toegeglommen
    • jij zou hebben toegeglommen
    • hij/zij/het zou hebben toegeglommen
    • wij zouden hebben toegeglommen
    • jullie zouden hebben toegeglommen
    • zij zouden hebben toegeglommen
  • Imperatief

    • jij glim toe
    • jullie glimt toe