Vervoeging van tornen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik torn
    • jij tornt
    • hij/zij/het tornt
    • wij tornen
    • jullie tornen
    • zij tornen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik tornde
    • jij tornde
    • hij/zij/het tornde
    • wij tornden
    • jullie tornden
    • zij tornden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb getornd
    • jij hebt getornd
    • hij/zij/het heeft getornd
    • wij hebben getornd
    • jullie hebben getornd
    • zij hebben getornd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had getornd
    • jij had getornd
    • hij/zij/het had getornd
    • wij hadden getornd
    • jullie hadden getornd
    • zij hadden getornd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal tornen
    • jij zult tornen
    • hij/zij/het zal tornen
    • wij zullen tornen
    • jullie zullen tornen
    • zij zullen tornen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal getornd hebben
    • jij zult getornd hebben
    • hij/zij/het zal getornd hebben
    • wij zullen getornd hebben
    • jullie zullen getornd hebben
    • zij zullen getornd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou tornen
    • jij zou tornen
    • hij/zij/het zou tornen
    • wij zouden tornen
    • jullie zouden tornen
    • zij zouden tornen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben getornd
    • jij zou hebben getornd
    • hij/zij/het zou hebben getornd
    • wij zouden hebben getornd
    • jullie zouden hebben getornd
    • zij zouden hebben getornd
  • Imperatief

    • jij torn
    • jullie tornt

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van tornen