Vervoeging van troubleren
Onbepaalde wijs (infinitief): troubleren
Er is helaas geen Franse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik troubleer
- jij troubleert
- hij/zij/het troubleert
- wij troubleren
- jullie troubleren
- zij troubleren
Onvoltooid verleden tijd
- ik troubleerde
- jij troubleerde
- hij/zij/het troubleerde
- wij troubleerden
- jullie troubleerden
- zij troubleerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb getroubleerd
- jij hebt getroubleerd
- hij/zij/het heeft getroubleerd
- wij hebben getroubleerd
- jullie hebben getroubleerd
- zij hebben getroubleerd
Voltooid verleden tijd
- ik had getroubleerd
- jij had getroubleerd
- hij/zij/het had getroubleerd
- wij hadden getroubleerd
- jullie hadden getroubleerd
- zij hadden getroubleerd
Toekomende tijd I
- ik zal troubleren
- jij zult troubleren
- hij/zij/het zal troubleren
- wij zullen troubleren
- jullie zullen troubleren
- zij zullen troubleren
Toekomende tijd II
- ik zal getroubleerd hebben
- jij zult getroubleerd hebben
- hij/zij/het zal getroubleerd hebben
- wij zullen getroubleerd hebben
- jullie zullen getroubleerd hebben
- zij zullen getroubleerd hebben
Conditionalis I
- ik zou troubleren
- jij zou troubleren
- hij/zij/het zou troubleren
- wij zouden troubleren
- jullie zouden troubleren
- zij zouden troubleren
Conditionalis II
- ik zou hebben getroubleerd
- jij zou hebben getroubleerd
- hij/zij/het zou hebben getroubleerd
- wij zouden hebben getroubleerd
- jullie zouden hebben getroubleerd
- zij zouden hebben getroubleerd
Imperatief
- jij troubleer
- jullie troubleert