Vervoeging van twijfelen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik twijfel
    • jij twijfelt
    • hij/zij/het twijfelt
    • wij twijfelen
    • jullie twijfelen
    • zij twijfelen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik twijfelde
    • jij twijfelde
    • hij/zij/het twijfelde
    • wij twijfelden
    • jullie twijfelden
    • zij twijfelden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb getwijfeld
    • jij hebt getwijfeld
    • hij/zij/het heeft getwijfeld
    • wij hebben getwijfeld
    • jullie hebben getwijfeld
    • zij hebben getwijfeld
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had getwijfeld
    • jij had getwijfeld
    • hij/zij/het had getwijfeld
    • wij hadden getwijfeld
    • jullie hadden getwijfeld
    • zij hadden getwijfeld
  • Toekomende tijd I

    • ik zal twijfelen
    • jij zult twijfelen
    • hij/zij/het zal twijfelen
    • wij zullen twijfelen
    • jullie zullen twijfelen
    • zij zullen twijfelen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal getwijfeld hebben
    • jij zult getwijfeld hebben
    • hij/zij/het zal getwijfeld hebben
    • wij zullen getwijfeld hebben
    • jullie zullen getwijfeld hebben
    • zij zullen getwijfeld hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou twijfelen
    • jij zou twijfelen
    • hij/zij/het zou twijfelen
    • wij zouden twijfelen
    • jullie zouden twijfelen
    • zij zouden twijfelen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben getwijfeld
    • jij zou hebben getwijfeld
    • hij/zij/het zou hebben getwijfeld
    • wij zouden hebben getwijfeld
    • jullie zouden hebben getwijfeld
    • zij zouden hebben getwijfeld
  • Imperatief

    • jij twijfel
    • jullie twijfelt