Vervoeging van uitdagen
Onbepaalde wijs (infinitief): uitdagen
				
				Er is helaas geen Italiaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik daag uit
 - jij daagt uit
 - hij/zij/het daagt uit
 - wij dagen uit
 - jullie dagen uit
 - zij dagen uit
 
Onvoltooid verleden tijd
- ik daagde uit
 - jij daagde uit
 - hij/zij/het daagde uit
 - wij daagden uit
 - jullie daagden uit
 - zij daagden uit
 
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb uitgedaagd
 - jij hebt uitgedaagd
 - hij/zij/het heeft uitgedaagd
 - wij hebben uitgedaagd
 - jullie hebben uitgedaagd
 - zij hebben uitgedaagd
 
Voltooid verleden tijd
- ik had uitgedaagd
 - jij had uitgedaagd
 - hij/zij/het had uitgedaagd
 - wij hadden uitgedaagd
 - jullie hadden uitgedaagd
 - zij hadden uitgedaagd
 
Toekomende tijd I
- ik zal uitdagen
 - jij zult uitdagen
 - hij/zij/het zal uitdagen
 - wij zullen uitdagen
 - jullie zullen uitdagen
 - zij zullen uitdagen
 
Toekomende tijd II
- ik zal uitgedaagd hebben
 - jij zult uitgedaagd hebben
 - hij/zij/het zal uitgedaagd hebben
 - wij zullen uitgedaagd hebben
 - jullie zullen uitgedaagd hebben
 - zij zullen uitgedaagd hebben
 
Conditionalis I
- ik zou uitdagen
 - jij zou uitdagen
 - hij/zij/het zou uitdagen
 - wij zouden uitdagen
 - jullie zouden uitdagen
 - zij zouden uitdagen
 
Conditionalis II
- ik zou hebben uitgedaagd
 - jij zou hebben uitgedaagd
 - hij/zij/het zou hebben uitgedaagd
 - wij zouden hebben uitgedaagd
 - jullie zouden hebben uitgedaagd
 - zij zouden hebben uitgedaagd
 
Imperatief
- jij daag uit
 - jullie daagt uit