Vervoeging van uitkristalliseren
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het kristalliseert uit
- zij kristalliseren uit
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het kristalliseerde uit
- zij kristalliseerden uit
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft uitgekristalliseerd
- zij hebben uitgekristalliseerd
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had uitgekristalliseerd
- zij hadden uitgekristalliseerd
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal uitkristalliseren
- zij zult uitkristalliseren
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal uitgekristalliseerd hebben
- zij zult uitgekristalliseerd hebben
Conditionalis I
- hij/zij/het zal uitkristalliseren
- zij zullen uitkristalliseren
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben uitgekristalliseerd
- zij zullen hebben uitgekristalliseerd