Vervoeging van verbijsteren

Onbepaalde wijs (infinitief): verbijsteren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik verbijster
    • jij verbijstert
    • hij/zij/het verbijstert
    • wij verbijsteren
    • jullie verbijsteren
    • zij verbijsteren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik verbijsterde
    • jij verbijsterde
    • hij/zij/het verbijsterde
    • wij verbijsterden
    • jullie verbijsterden
    • zij verbijsterden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb verbijsterd
    • jij hebt verbijsterd
    • hij/zij/het heeft verbijsterd
    • wij hebben verbijsterd
    • jullie hebben verbijsterd
    • zij hebben verbijsterd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had verbijsterd
    • jij had verbijsterd
    • hij/zij/het had verbijsterd
    • wij hadden verbijsterd
    • jullie hadden verbijsterd
    • zij hadden verbijsterd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal verbijsteren
    • jij zult verbijsteren
    • hij/zij/het zal verbijsteren
    • wij zullen verbijsteren
    • jullie zullen verbijsteren
    • zij zullen verbijsteren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal verbijsterd hebben
    • jij zult verbijsterd hebben
    • hij/zij/het zal verbijsterd hebben
    • wij zullen verbijsterd hebben
    • jullie zullen verbijsterd hebben
    • zij zullen verbijsterd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou verbijsteren
    • jij zou verbijsteren
    • hij/zij/het zou verbijsteren
    • wij zouden verbijsteren
    • jullie zouden verbijsteren
    • zij zouden verbijsteren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben verbijsterd
    • jij zou hebben verbijsterd
    • hij/zij/het zou hebben verbijsterd
    • wij zouden hebben verbijsterd
    • jullie zouden hebben verbijsterd
    • zij zouden hebben verbijsterd
  • Imperatief

    • jij verbijster
    • jullie verbijstert