Vervoeging van verglazen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik verglaas
    • jij verglaast
    • hij/zij/het verglaast
    • wij verglazen
    • jullie verglazen
    • zij verglazen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik verglaasde
    • jij verglaasde
    • hij/zij/het verglaasde
    • wij verglaasden
    • jullie verglaasden
    • zij verglaasden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb verglaasd
    • jij hebt verglaasd
    • hij/zij/het heeft verglaasd
    • wij hebben verglaasd
    • jullie hebben verglaasd
    • zij hebben verglaasd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had verglaasd
    • jij had verglaasd
    • hij/zij/het had verglaasd
    • wij hadden verglaasd
    • jullie hadden verglaasd
    • zij hadden verglaasd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal verglazen
    • jij zult verglazen
    • hij/zij/het zal verglazen
    • wij zullen verglazen
    • jullie zullen verglazen
    • zij zullen verglazen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal verglaasd hebben
    • jij zult verglaasd hebben
    • hij/zij/het zal verglaasd hebben
    • wij zullen verglaasd hebben
    • jullie zullen verglaasd hebben
    • zij zullen verglaasd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou verglazen
    • jij zou verglazen
    • hij/zij/het zou verglazen
    • wij zouden verglazen
    • jullie zouden verglazen
    • zij zouden verglazen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben verglaasd
    • jij zou hebben verglaasd
    • hij/zij/het zou hebben verglaasd
    • wij zouden hebben verglaasd
    • jullie zouden hebben verglaasd
    • zij zouden hebben verglaasd
  • Imperatief

    • jij verglaas
    • jullie verglaast

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van verglazen