Vervoeging van vergoddelijken

Onbepaalde wijs (infinitief): vergoddelijken

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik vergoddelijk
    • jij vergoddelijkt
    • hij/zij/het vergoddelijkt
    • wij vergoddelijken
    • jullie vergoddelijken
    • zij vergoddelijken
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik vergoddelijkte
    • jij vergoddelijkte
    • hij/zij/het vergoddelijkte
    • wij vergoddelijkten
    • jullie vergoddelijkten
    • zij vergoddelijkten
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb vergoddelijkt
    • jij hebt vergoddelijkt
    • hij/zij/het heeft vergoddelijkt
    • wij hebben vergoddelijkt
    • jullie hebben vergoddelijkt
    • zij hebben vergoddelijkt
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had vergoddelijkt
    • jij had vergoddelijkt
    • hij/zij/het had vergoddelijkt
    • wij hadden vergoddelijkt
    • jullie hadden vergoddelijkt
    • zij hadden vergoddelijkt
  • Toekomende tijd I

    • ik zal vergoddelijken
    • jij zult vergoddelijken
    • hij/zij/het zal vergoddelijken
    • wij zullen vergoddelijken
    • jullie zullen vergoddelijken
    • zij zullen vergoddelijken
  • Toekomende tijd II

    • ik zal vergoddelijkt hebben
    • jij zult vergoddelijkt hebben
    • hij/zij/het zal vergoddelijkt hebben
    • wij zullen vergoddelijkt hebben
    • jullie zullen vergoddelijkt hebben
    • zij zullen vergoddelijkt hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou vergoddelijken
    • jij zou vergoddelijken
    • hij/zij/het zou vergoddelijken
    • wij zouden vergoddelijken
    • jullie zouden vergoddelijken
    • zij zouden vergoddelijken
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben vergoddelijkt
    • jij zou hebben vergoddelijkt
    • hij/zij/het zou hebben vergoddelijkt
    • wij zouden hebben vergoddelijkt
    • jullie zouden hebben vergoddelijkt
    • zij zouden hebben vergoddelijkt
  • Imperatief

    • jij vergoddelijk
    • jullie vergoddelijkt

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van vergoddelijken