Vervoeging van verharden

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik verhard
    • jij verhardt
    • hij/zij/het verhardt
    • wij verharden
    • jullie verharden
    • zij verharden
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik verhardde
    • jij verhardde
    • hij/zij/het verhardde
    • wij verhardden
    • jullie verhardden
    • zij verhardden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb verhard
    • jij hebt verhard
    • hij/zij/het heeft verhard
    • wij hebben verhard
    • jullie hebben verhard
    • zij hebben verhard
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had verhard
    • jij had verhard
    • hij/zij/het had verhard
    • wij hadden verhard
    • jullie hadden verhard
    • zij hadden verhard
  • Toekomende tijd I

    • ik zal verharden
    • jij zult verharden
    • hij/zij/het zal verharden
    • wij zullen verharden
    • jullie zullen verharden
    • zij zullen verharden
  • Toekomende tijd II

    • ik zal verhard hebben
    • jij zult verhard hebben
    • hij/zij/het zal verhard hebben
    • wij zullen verhard hebben
    • jullie zullen verhard hebben
    • zij zullen verhard hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou verharden
    • jij zou verharden
    • hij/zij/het zou verharden
    • wij zouden verharden
    • jullie zouden verharden
    • zij zouden verharden
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben verhard
    • jij zou hebben verhard
    • hij/zij/het zou hebben verhard
    • wij zouden hebben verhard
    • jullie zouden hebben verhard
    • zij zouden hebben verhard
  • Imperatief

    • jij verhard
    • jullie verhardt

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van verharden