Vervoeging van verhelderen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het verheldert
- zij verhelderen
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het verhelderde
- zij verhelderden
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft verhelderd
- zij hebben verhelderd
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had verhelderd
- zij hadden verhelderd
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal verhelderen
- zij zult verhelderen
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal verhelderd hebben
- zij zult verhelderd hebben
Conditionalis I
- hij/zij/het zal verhelderen
- zij zullen verhelderen
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben verhelderd
- zij zullen hebben verhelderd