Vervoeging van verifiëren

Onbepaalde wijs (infinitief): verifiëren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik verifieer
    • jij verifieert
    • hij/zij/het verifieert
    • wij verifiëren
    • jullie verifiëren
    • zij verifiëren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik verifieerde
    • jij verifieerde
    • hij/zij/het verifieerde
    • wij verifieerden
    • jullie verifieerden
    • zij verifieerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb verifieerd
    • jij hebt verifieerd
    • hij/zij/het heeft verifieerd
    • wij hebben verifieerd
    • jullie hebben verifieerd
    • zij hebben verifieerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had verifieerd
    • jij had verifieerd
    • hij/zij/het had verifieerd
    • wij hadden verifieerd
    • jullie hadden verifieerd
    • zij hadden verifieerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal verifiëren
    • jij zult verifiëren
    • hij/zij/het zal verifiëren
    • wij zullen verifiëren
    • jullie zullen verifiëren
    • zij zullen verifiëren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal verifieerd hebben
    • jij zult verifieerd hebben
    • hij/zij/het zal verifieerd hebben
    • wij zullen verifieerd hebben
    • jullie zullen verifieerd hebben
    • zij zullen verifieerd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou verifiëren
    • jij zou verifiëren
    • hij/zij/het zou verifiëren
    • wij zouden verifiëren
    • jullie zouden verifiëren
    • zij zouden verifiëren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben verifieerd
    • jij zou hebben verifieerd
    • hij/zij/het zou hebben verifieerd
    • wij zouden hebben verifieerd
    • jullie zouden hebben verifieerd
    • zij zouden hebben verifieerd
  • Imperatief

    • jij verifieer
    • jullie verifieert

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van verifiëren