Vervoeging van verjagen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik verjaag
    • jij verjaagt
    • hij/zij/het verjaagt
    • wij verjagen
    • jullie verjagen
    • zij verjagen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik verjoeg
    • jij verjoeg
    • hij/zij/het verjoeg
    • wij verjoegen
    • jullie verjoegen
    • zij verjoegen
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb verjaagd
    • jij hebt verjaagd
    • hij/zij/het heeft verjaagd
    • wij hebben verjaagd
    • jullie hebben verjaagd
    • zij hebben verjaagd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had verjaagd
    • jij had verjaagd
    • hij/zij/het had verjaagd
    • wij hadden verjaagd
    • jullie hadden verjaagd
    • zij hadden verjaagd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal verjagen
    • jij zult verjagen
    • hij/zij/het zal verjagen
    • wij zullen verjagen
    • jullie zullen verjagen
    • zij zullen verjagen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal verjaagd hebben
    • jij zult verjaagd hebben
    • hij/zij/het zal verjaagd hebben
    • wij zullen verjaagd hebben
    • jullie zullen verjaagd hebben
    • zij zullen verjaagd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou verjagen
    • jij zou verjagen
    • hij/zij/het zou verjagen
    • wij zouden verjagen
    • jullie zouden verjagen
    • zij zouden verjagen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben verjaagd
    • jij zou hebben verjaagd
    • hij/zij/het zou hebben verjaagd
    • wij zouden hebben verjaagd
    • jullie zouden hebben verjaagd
    • zij zouden hebben verjaagd
  • Imperatief

    • jij verjaag
    • jullie verjaagt

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van verjagen