Vervoeging van verjaren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik verjaar
    • jij verjaart
    • hij/zij/het verjaart
    • wij verjaren
    • jullie verjaren
    • zij verjaren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik verjaarde
    • jij verjaarde
    • hij/zij/het verjaarde
    • wij verjaarden
    • jullie verjaarden
    • zij verjaarden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik ben verjaard
    • jij bent verjaard
    • hij/zij/het is verjaard
    • wij zijn verjaard
    • jullie zijn verjaard
    • zij zijn verjaard
  • Voltooid verleden tijd

    • ik was verjaard
    • jij was verjaard
    • hij/zij/het was verjaard
    • wij waren verjaard
    • jullie waren verjaard
    • zij waren verjaard
  • Toekomende tijd I

    • ik zal verjaren
    • jij zult verjaren
    • hij/zij/het zal verjaren
    • wij zullen verjaren
    • jullie zullen verjaren
    • zij zullen verjaren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal verjaard zijn
    • jij zult verjaard zijn
    • hij/zij/het zal verjaard zijn
    • wij zullen verjaard zijn
    • jullie zullen verjaard zijn
    • zij zullen verjaard zijn
  • Conditionalis I

    • ik zou verjaren
    • jij zou verjaren
    • hij/zij/het zou verjaren
    • wij zouden verjaren
    • jullie zouden verjaren
    • zij zouden verjaren
  • Conditionalis II

    • ik zou zijn verjaard
    • jij zou zijn verjaard
    • hij/zij/het zou zijn verjaard
    • wij zouden zijn verjaard
    • jullie zouden zijn verjaard
    • zij zouden zijn verjaard
  • Imperatief

    • jij verjaar
    • jullie verjaart

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van verjaren