Vervoeging van verknoeien

Onbepaalde wijs (infinitief): verknoeien

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik verknoei
    • jij verknoeit
    • hij/zij/het verknoeit
    • wij verknoeien
    • jullie verknoeien
    • zij verknoeien
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik verknoeide
    • jij verknoeide
    • hij/zij/het verknoeide
    • wij verknoeiden
    • jullie verknoeiden
    • zij verknoeiden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb verknoeid
    • jij hebt verknoeid
    • hij/zij/het heeft verknoeid
    • wij hebben verknoeid
    • jullie hebben verknoeid
    • zij hebben verknoeid
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had verknoeid
    • jij had verknoeid
    • hij/zij/het had verknoeid
    • wij hadden verknoeid
    • jullie hadden verknoeid
    • zij hadden verknoeid
  • Toekomende tijd I

    • ik zal verknoeien
    • jij zult verknoeien
    • hij/zij/het zal verknoeien
    • wij zullen verknoeien
    • jullie zullen verknoeien
    • zij zullen verknoeien
  • Toekomende tijd II

    • ik zal verknoeid hebben
    • jij zult verknoeid hebben
    • hij/zij/het zal verknoeid hebben
    • wij zullen verknoeid hebben
    • jullie zullen verknoeid hebben
    • zij zullen verknoeid hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou verknoeien
    • jij zou verknoeien
    • hij/zij/het zou verknoeien
    • wij zouden verknoeien
    • jullie zouden verknoeien
    • zij zouden verknoeien
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben verknoeid
    • jij zou hebben verknoeid
    • hij/zij/het zou hebben verknoeid
    • wij zouden hebben verknoeid
    • jullie zouden hebben verknoeid
    • zij zouden hebben verknoeid
  • Imperatief

    • jij verknoei
    • jullie verknoeit

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van verknoeien