Vervoeging van verleggen
Onbepaalde wijs (infinitief): verleggen
Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verleg
- jij verlegt
- hij/zij/het verlegt
- wij verleggen
- jullie verleggen
- zij verleggen
Onvoltooid verleden tijd
- ik verlegde
- jij verlegde
- hij/zij/het verlegde
- wij verlegden
- jullie verlegden
- zij verlegden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb verlegd
- jij hebt verlegd
- hij/zij/het heeft verlegd
- wij hebben verlegd
- jullie hebben verlegd
- zij hebben verlegd
Voltooid verleden tijd
- ik had verlegd
- jij had verlegd
- hij/zij/het had verlegd
- wij hadden verlegd
- jullie hadden verlegd
- zij hadden verlegd
Toekomende tijd I
- ik zal verleggen
- jij zult verleggen
- hij/zij/het zal verleggen
- wij zullen verleggen
- jullie zullen verleggen
- zij zullen verleggen
Toekomende tijd II
- ik zal verlegd hebben
- jij zult verlegd hebben
- hij/zij/het zal verlegd hebben
- wij zullen verlegd hebben
- jullie zullen verlegd hebben
- zij zullen verlegd hebben
Conditionalis I
- ik zou verleggen
- jij zou verleggen
- hij/zij/het zou verleggen
- wij zouden verleggen
- jullie zouden verleggen
- zij zouden verleggen
Conditionalis II
- ik zou hebben verlegd
- jij zou hebben verlegd
- hij/zij/het zou hebben verlegd
- wij zouden hebben verlegd
- jullie zouden hebben verlegd
- zij zouden hebben verlegd
Imperatief
- jij verleg
- jullie verlegt