Vervoeging van verleiden

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik verleid
    • jij verleidt
    • hij/zij/het verleidt
    • wij verleiden
    • jullie verleiden
    • zij verleiden
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik verleidde
    • jij verleidde
    • hij/zij/het verleidde
    • wij verleidden
    • jullie verleidden
    • zij verleidden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb verleid
    • jij hebt verleid
    • hij/zij/het heeft verleid
    • wij hebben verleid
    • jullie hebben verleid
    • zij hebben verleid
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had verleid
    • jij had verleid
    • hij/zij/het had verleid
    • wij hadden verleid
    • jullie hadden verleid
    • zij hadden verleid
  • Toekomende tijd I

    • ik zal verleiden
    • jij zult verleiden
    • hij/zij/het zal verleiden
    • wij zullen verleiden
    • jullie zullen verleiden
    • zij zullen verleiden
  • Toekomende tijd II

    • ik zal verleid hebben
    • jij zult verleid hebben
    • hij/zij/het zal verleid hebben
    • wij zullen verleid hebben
    • jullie zullen verleid hebben
    • zij zullen verleid hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou verleiden
    • jij zou verleiden
    • hij/zij/het zou verleiden
    • wij zouden verleiden
    • jullie zouden verleiden
    • zij zouden verleiden
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben verleid
    • jij zou hebben verleid
    • hij/zij/het zou hebben verleid
    • wij zouden hebben verleid
    • jullie zouden hebben verleid
    • zij zouden hebben verleid
  • Imperatief

    • jij verleid
    • jullie verleidt

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van verleiden