Vervoeging van verliezen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik verlies
    • jij verliest
    • hij/zij/het verliest
    • wij verliezen
    • jullie verliezen
    • zij verliezen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik verloor
    • jij verloor
    • hij/zij/het verloor
    • wij verloren
    • jullie verloren
    • zij verloren
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb verloren
    • jij hebt verloren
    • hij/zij/het heeft verloren
    • wij hebben verloren
    • jullie hebben verloren
    • zij hebben verloren
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had verloren
    • jij had verloren
    • hij/zij/het had verloren
    • wij hadden verloren
    • jullie hadden verloren
    • zij hadden verloren
  • Toekomende tijd I

    • ik zal verliezen
    • jij zult verliezen
    • hij/zij/het zal verliezen
    • wij zullen verliezen
    • jullie zullen verliezen
    • zij zullen verliezen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal verloren hebben
    • jij zult verloren hebben
    • hij/zij/het zal verloren hebben
    • wij zullen verloren hebben
    • jullie zullen verloren hebben
    • zij zullen verloren hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou verliezen
    • jij zou verliezen
    • hij/zij/het zou verliezen
    • wij zouden verliezen
    • jullie zouden verliezen
    • zij zouden verliezen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben verloren
    • jij zou hebben verloren
    • hij/zij/het zou hebben verloren
    • wij zouden hebben verloren
    • jullie zouden hebben verloren
    • zij zouden hebben verloren
  • Imperatief

    • jij verlies
    • jullie verliest

Verwijzingen

Bekijk 5 definitie(s) van verliezen