Vervoeging van vermommen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik vermom
    • jij vermomt
    • hij/zij/het vermomt
    • wij vermommen
    • jullie vermommen
    • zij vermommen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik vermomde
    • jij vermomde
    • hij/zij/het vermomde
    • wij vermomden
    • jullie vermomden
    • zij vermomden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb vermomd
    • jij hebt vermomd
    • hij/zij/het heeft vermomd
    • wij hebben vermomd
    • jullie hebben vermomd
    • zij hebben vermomd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had vermomd
    • jij had vermomd
    • hij/zij/het had vermomd
    • wij hadden vermomd
    • jullie hadden vermomd
    • zij hadden vermomd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal vermommen
    • jij zult vermommen
    • hij/zij/het zal vermommen
    • wij zullen vermommen
    • jullie zullen vermommen
    • zij zullen vermommen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal vermomd hebben
    • jij zult vermomd hebben
    • hij/zij/het zal vermomd hebben
    • wij zullen vermomd hebben
    • jullie zullen vermomd hebben
    • zij zullen vermomd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou vermommen
    • jij zou vermommen
    • hij/zij/het zou vermommen
    • wij zouden vermommen
    • jullie zouden vermommen
    • zij zouden vermommen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben vermomd
    • jij zou hebben vermomd
    • hij/zij/het zou hebben vermomd
    • wij zouden hebben vermomd
    • jullie zouden hebben vermomd
    • zij zouden hebben vermomd
  • Imperatief

    • jij vermom
    • jullie vermomt

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van vermommen