Vervoeging van vernemen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik verneem
    • jij verneemt
    • hij/zij/het verneemt
    • wij vernemen
    • jullie vernemen
    • zij vernemen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik vernam
    • jij vernam
    • hij/zij/het vernam
    • wij vernamen
    • jullie vernamen
    • zij vernamen
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb vernomen
    • jij hebt vernomen
    • hij/zij/het heeft vernomen
    • wij hebben vernomen
    • jullie hebben vernomen
    • zij hebben vernomen
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had vernomen
    • jij had vernomen
    • hij/zij/het had vernomen
    • wij hadden vernomen
    • jullie hadden vernomen
    • zij hadden vernomen
  • Toekomende tijd I

    • ik zal vernemen
    • jij zult vernemen
    • hij/zij/het zal vernemen
    • wij zullen vernemen
    • jullie zullen vernemen
    • zij zullen vernemen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal vernomen hebben
    • jij zult vernomen hebben
    • hij/zij/het zal vernomen hebben
    • wij zullen vernomen hebben
    • jullie zullen vernomen hebben
    • zij zullen vernomen hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou vernemen
    • jij zou vernemen
    • hij/zij/het zou vernemen
    • wij zouden vernemen
    • jullie zouden vernemen
    • zij zouden vernemen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben vernomen
    • jij zou hebben vernomen
    • hij/zij/het zou hebben vernomen
    • wij zouden hebben vernomen
    • jullie zouden hebben vernomen
    • zij zouden hebben vernomen
  • Imperatief

    • jij verneem
    • jullie verneemt