Vervoeging van verpieteren

Onbepaalde wijs (infinitief): verpieteren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik verpieter
    • jij verpietert
    • hij/zij/het verpietert
    • wij verpieteren
    • jullie verpieteren
    • zij verpieteren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik verpieterde
    • jij verpieterde
    • hij/zij/het verpieterde
    • wij verpieterden
    • jullie verpieterden
    • zij verpieterden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik ben verpieterd
    • jij bent verpieterd
    • hij/zij/het is verpieterd
    • wij zijn verpieterd
    • jullie zijn verpieterd
    • zij zijn verpieterd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik was verpieterd
    • jij was verpieterd
    • hij/zij/het was verpieterd
    • wij waren verpieterd
    • jullie waren verpieterd
    • zij waren verpieterd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal verpieteren
    • jij zult verpieteren
    • hij/zij/het zal verpieteren
    • wij zullen verpieteren
    • jullie zullen verpieteren
    • zij zullen verpieteren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal verpieterd zijn
    • jij zult verpieterd zijn
    • hij/zij/het zal verpieterd zijn
    • wij zullen verpieterd zijn
    • jullie zullen verpieterd zijn
    • zij zullen verpieterd zijn
  • Conditionalis I

    • ik zou verpieteren
    • jij zou verpieteren
    • hij/zij/het zou verpieteren
    • wij zouden verpieteren
    • jullie zouden verpieteren
    • zij zouden verpieteren
  • Conditionalis II

    • ik zou zijn verpieterd
    • jij zou zijn verpieterd
    • hij/zij/het zou zijn verpieterd
    • wij zouden zijn verpieterd
    • jullie zouden zijn verpieterd
    • zij zouden zijn verpieterd
  • Imperatief

    • jij verpieter
    • jullie verpietert

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van verpieteren