Vervoeging van verwarren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik verwar
    • jij verwart
    • hij/zij/het verwart
    • wij verwarren
    • jullie verwarren
    • zij verwarren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik verwarde
    • jij verwarde
    • hij/zij/het verwarde
    • wij verwarden
    • jullie verwarden
    • zij verwarden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb verward
    • jij hebt verward
    • hij/zij/het heeft verward
    • wij hebben verward
    • jullie hebben verward
    • zij hebben verward
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had verward
    • jij had verward
    • hij/zij/het had verward
    • wij hadden verward
    • jullie hadden verward
    • zij hadden verward
  • Toekomende tijd I

    • ik zal verwarren
    • jij zult verwarren
    • hij/zij/het zal verwarren
    • wij zullen verwarren
    • jullie zullen verwarren
    • zij zullen verwarren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal verward hebben
    • jij zult verward hebben
    • hij/zij/het zal verward hebben
    • wij zullen verward hebben
    • jullie zullen verward hebben
    • zij zullen verward hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou verwarren
    • jij zou verwarren
    • hij/zij/het zou verwarren
    • wij zouden verwarren
    • jullie zouden verwarren
    • zij zouden verwarren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben verward
    • jij zou hebben verward
    • hij/zij/het zou hebben verward
    • wij zouden hebben verward
    • jullie zouden hebben verward
    • zij zouden hebben verward
  • Imperatief

    • jij verwar
    • jullie verwart

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van verwarren