Vervoeging van verzwelgen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het verzwelgt
- zij verzwelgen
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het verzwolg
- zij verzwolgen
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft verzwolgen
- zij hebben verzwolgen
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had verzwolgen
- zij hadden verzwolgen
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal verzwelgen
- zij zult verzwelgen
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal verzwolgen hebben
- zij zult verzwolgen hebben
Conditionalis I
- hij/zij/het zal verzwelgen
- zij zullen verzwelgen
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben verzwolgen
- zij zullen hebben verzwolgen