Vervoeging van vigeren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • hij/zij/het vigeert
    • zij vigeren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • hij/zij/het vigeerde
    • zij vigeerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • hij/zij/het heeft gevigeerd
    • zij hebben gevigeerd
  • Voltooid verleden tijd

    • hij/zij/het had gevigeerd
    • zij hadden gevigeerd
  • Toekomende tijd I

    • hij/zij/het zal vigeren
    • zij zult vigeren
  • Toekomende tijd II

    • hij/zij/het zal gevigeerd hebben
    • zij zult gevigeerd hebben
  • Conditionalis I

    • hij/zij/het zal vigeren
    • zij zullen vigeren
  • Conditionalis II

    • hij/zij/het zal hebben gevigeerd
    • zij zullen hebben gevigeerd

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van vigeren