Vervoeging van vingeren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik vinger
    • jij vingert
    • hij/zij/het vingert
    • wij vingeren
    • jullie vingeren
    • zij vingeren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik vingerde
    • jij vingerde
    • hij/zij/het vingerde
    • wij vingerden
    • jullie vingerden
    • zij vingerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gevingerd
    • jij hebt gevingerd
    • hij/zij/het heeft gevingerd
    • wij hebben gevingerd
    • jullie hebben gevingerd
    • zij hebben gevingerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gevingerd
    • jij had gevingerd
    • hij/zij/het had gevingerd
    • wij hadden gevingerd
    • jullie hadden gevingerd
    • zij hadden gevingerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal vingeren
    • jij zult vingeren
    • hij/zij/het zal vingeren
    • wij zullen vingeren
    • jullie zullen vingeren
    • zij zullen vingeren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gevingerd hebben
    • jij zult gevingerd hebben
    • hij/zij/het zal gevingerd hebben
    • wij zullen gevingerd hebben
    • jullie zullen gevingerd hebben
    • zij zullen gevingerd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou vingeren
    • jij zou vingeren
    • hij/zij/het zou vingeren
    • wij zouden vingeren
    • jullie zouden vingeren
    • zij zouden vingeren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gevingerd
    • jij zou hebben gevingerd
    • hij/zij/het zou hebben gevingerd
    • wij zouden hebben gevingerd
    • jullie zouden hebben gevingerd
    • zij zouden hebben gevingerd
  • Imperatief

    • jij vinger
    • jullie vingert

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van vingeren