Vervoeging van vlekken

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik vlek
    • jij vlekt
    • hij/zij/het vlekt
    • wij vlekken
    • jullie vlekken
    • zij vlekken
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik vlekte
    • jij vlekte
    • hij/zij/het vlekte
    • wij vlekten
    • jullie vlekten
    • zij vlekten
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gevlekt
    • jij hebt gevlekt
    • hij/zij/het heeft gevlekt
    • wij hebben gevlekt
    • jullie hebben gevlekt
    • zij hebben gevlekt
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gevlekt
    • jij had gevlekt
    • hij/zij/het had gevlekt
    • wij hadden gevlekt
    • jullie hadden gevlekt
    • zij hadden gevlekt
  • Toekomende tijd I

    • ik zal vlekken
    • jij zult vlekken
    • hij/zij/het zal vlekken
    • wij zullen vlekken
    • jullie zullen vlekken
    • zij zullen vlekken
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gevlekt hebben
    • jij zult gevlekt hebben
    • hij/zij/het zal gevlekt hebben
    • wij zullen gevlekt hebben
    • jullie zullen gevlekt hebben
    • zij zullen gevlekt hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou vlekken
    • jij zou vlekken
    • hij/zij/het zou vlekken
    • wij zouden vlekken
    • jullie zouden vlekken
    • zij zouden vlekken
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gevlekt
    • jij zou hebben gevlekt
    • hij/zij/het zou hebben gevlekt
    • wij zouden hebben gevlekt
    • jullie zouden hebben gevlekt
    • zij zouden hebben gevlekt
  • Imperatief

    • jij vlek
    • jullie vlekt

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van vlekken