Vervoeging van voorzuiveren

Onbepaalde wijs (infinitief): voorzuiveren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik zuiver voor
    • jij zuivert voor
    • hij/zij/het zuivert voor
    • wij zuiveren voor
    • jullie zuiveren voor
    • zij zuiveren voor
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik zuiverde voor
    • jij zuiverde voor
    • hij/zij/het zuiverde voor
    • wij zuiverden voor
    • jullie zuiverden voor
    • zij zuiverden voor
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb voorgezuiverd
    • jij hebt voorgezuiverd
    • hij/zij/het heeft voorgezuiverd
    • wij hebben voorgezuiverd
    • jullie hebben voorgezuiverd
    • zij hebben voorgezuiverd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had voorgezuiverd
    • jij had voorgezuiverd
    • hij/zij/het had voorgezuiverd
    • wij hadden voorgezuiverd
    • jullie hadden voorgezuiverd
    • zij hadden voorgezuiverd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal voorzuiveren
    • jij zult voorzuiveren
    • hij/zij/het zal voorzuiveren
    • wij zullen voorzuiveren
    • jullie zullen voorzuiveren
    • zij zullen voorzuiveren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal voorgezuiverd hebben
    • jij zult voorgezuiverd hebben
    • hij/zij/het zal voorgezuiverd hebben
    • wij zullen voorgezuiverd hebben
    • jullie zullen voorgezuiverd hebben
    • zij zullen voorgezuiverd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou voorzuiveren
    • jij zou voorzuiveren
    • hij/zij/het zou voorzuiveren
    • wij zouden voorzuiveren
    • jullie zouden voorzuiveren
    • zij zouden voorzuiveren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben voorgezuiverd
    • jij zou hebben voorgezuiverd
    • hij/zij/het zou hebben voorgezuiverd
    • wij zouden hebben voorgezuiverd
    • jullie zouden hebben voorgezuiverd
    • zij zouden hebben voorgezuiverd
  • Imperatief

    • jij zuiver voor
    • jullie zuivert voor