Vervoeging van wenken

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik wenk
    • jij wenkt
    • hij/zij/het wenkt
    • wij wenken
    • jullie wenken
    • zij wenken
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik wenkte
    • jij wenkte
    • hij/zij/het wenkte
    • wij wenkten
    • jullie wenkten
    • zij wenkten
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gewenkt
    • jij hebt gewenkt
    • hij/zij/het heeft gewenkt
    • wij hebben gewenkt
    • jullie hebben gewenkt
    • zij hebben gewenkt
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gewenkt
    • jij had gewenkt
    • hij/zij/het had gewenkt
    • wij hadden gewenkt
    • jullie hadden gewenkt
    • zij hadden gewenkt
  • Toekomende tijd I

    • ik zal wenken
    • jij zult wenken
    • hij/zij/het zal wenken
    • wij zullen wenken
    • jullie zullen wenken
    • zij zullen wenken
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gewenkt hebben
    • jij zult gewenkt hebben
    • hij/zij/het zal gewenkt hebben
    • wij zullen gewenkt hebben
    • jullie zullen gewenkt hebben
    • zij zullen gewenkt hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou wenken
    • jij zou wenken
    • hij/zij/het zou wenken
    • wij zouden wenken
    • jullie zouden wenken
    • zij zouden wenken
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gewenkt
    • jij zou hebben gewenkt
    • hij/zij/het zou hebben gewenkt
    • wij zouden hebben gewenkt
    • jullie zouden hebben gewenkt
    • zij zouden hebben gewenkt
  • Imperatief

    • jij wenk
    • jullie wenkt

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van wenken