Vervoeging van aantonen
Onbepaalde wijs (infinitief): aantonen
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik toon aan
- jij toont aan
- hij/zij/het toont aan
- wij tonen aan
- jullie tonen aan
- zij tonen aan
Präsens Indikativ
- ich begründe
- du begründest
- er/sie/es begründet
- wir begründen
- ihr begründet
- sie begründen
Onvoltooid verleden tijd
- ik toonde aan
- jij toonde aan
- hij/zij/het toonde aan
- wij toonden aan
- jullie toonden aan
- zij toonden aan
Präteritum Indikativ
- ich begründete
- du begründetest
- er/sie/es begründete
- wir begründeten
- ihr begründetet
- sie begründeten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb aangetoond
- jij hebt aangetoond
- hij/zij/het heeft aangetoond
- wij hebben aangetoond
- jullie hebben aangetoond
- zij hebben aangetoond
Perfekt Indikativ
- ich habe begründet
- du hast begründet
- er/sie/es hat begründet
- wir haben begründet
- ihr habt begründet
- sie haben begründet
Voltooid verleden tijd
- ik had aangetoond
- jij had aangetoond
- hij/zij/het had aangetoond
- wij hadden aangetoond
- jullie hadden aangetoond
- zij hadden aangetoond
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte begründet
- du hattest begründet
- er/sie/es hatte begründet
- wir hatten begründet
- ihr hattet begründet
- sie hatten begründet
Toekomende tijd I
- ik zal aantonen
- jij zult aantonen
- hij/zij/het zal aantonen
- wij zullen aantonen
- jullie zullen aantonen
- zij zullen aantonen
Futur I Indikativ
- ich werde begründen
- du wirst begründen
- er/sie/es wird begründen
- wir werden begründen
- ihr werdet begründen
- sie werden begründen
Toekomende tijd II
- ik zal aangetoond hebben
- jij zult aangetoond hebben
- hij/zij/het zal aangetoond hebben
- wij zullen aangetoond hebben
- jullie zullen aangetoond hebben
- zij zullen aangetoond hebben
Futur II Indikativ
- ich werde begründet haben
- du wirst begründet haben
- er/sie/es wird begründet haben
- wir werden begründet haben
- ihr werdet begründet haben
- sie werden begründet haben
Conditionalis I
- ik zou aantonen
- jij zou aantonen
- hij/zij/het zou aantonen
- wij zouden aantonen
- jullie zouden aantonen
- zij zouden aantonen
Futur I Konjunktiv II
- ich würde begründen
- du würdest begründen
- er/sie/es würde begründen
- wir würden begründen
- ihr würdet begründen
- sie würden begründen
Conditionalis II
- ik zou hebben aangetoond
- jij zou hebben aangetoond
- hij/zij/het zou hebben aangetoond
- wij zouden hebben aangetoond
- jullie zouden hebben aangetoond
- zij zouden hebben aangetoond
Futur II Konjunktiv II
- ich würde begründet haben
- du würdest begründet haben
- er/sie/es würde begründet haben
- wir würden begründet haben
- ihr würdet begründet haben
- sie würden begründet haben
Imperatief
- jij toon aan
- jullie toont aan
Imperativ
- du begründe
- ihr begründet