Vervoeging van inkopen
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik koop in
- jij koopt in
- hij/zij/het koopt in
- wij kopen in
- jullie kopen in
- zij kopen in
Präsens Indikativ
- ich erstehe
- du erstehst
- er/sie/es ersteht
- wir erstehen
- ihr ersteht
- sie erstehen
Onvoltooid verleden tijd
- ik kocht in
- jij kocht in
- hij/zij/het kocht in
- wij kochten in
- jullie kochten in
- zij kochten in
Präteritum Indikativ
- ich erstand
- du erstand(e)st
- er/sie/es erstand
- wir erstanden
- ihr erstandet
- sie erstanden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ingekocht
- jij hebt ingekocht
- hij/zij/het heeft ingekocht
- wij hebben ingekocht
- jullie hebben ingekocht
- zij hebben ingekocht
Perfekt Indikativ
- ich habe erstanden
- du hast erstanden
- er/sie/es hat erstanden
- wir haben erstanden
- ihr habt erstanden
- sie haben erstanden
Voltooid verleden tijd
- ik had ingekocht
- jij had ingekocht
- hij/zij/het had ingekocht
- wij hadden ingekocht
- jullie hadden ingekocht
- zij hadden ingekocht
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte erstanden
- du hattest erstanden
- er/sie/es hatte erstanden
- wir hatten erstanden
- ihr hattet erstanden
- sie hatten erstanden
Toekomende tijd I
- ik zal inkopen
- jij zult inkopen
- hij/zij/het zal inkopen
- wij zullen inkopen
- jullie zullen inkopen
- zij zullen inkopen
Futur I Indikativ
- ich werde erstehen
- du wirst erstehen
- er/sie/es wird erstehen
- wir werden erstehen
- ihr werdet erstehen
- sie werden erstehen
Toekomende tijd II
- ik zal ingekocht hebben
- jij zult ingekocht hebben
- hij/zij/het zal ingekocht hebben
- wij zullen ingekocht hebben
- jullie zullen ingekocht hebben
- zij zullen ingekocht hebben
Futur II Indikativ
- ich werde erstanden haben
- du wirst erstanden haben
- er/sie/es wird erstanden haben
- wir werden erstanden haben
- ihr werdet erstanden haben
- sie werden erstanden haben
Conditionalis I
- ik zou inkopen
- jij zou inkopen
- hij/zij/het zou inkopen
- wij zouden inkopen
- jullie zouden inkopen
- zij zouden inkopen
Futur I Konjunktiv II
- ich würde erstehen
- du würdest erstehen
- er/sie/es würde erstehen
- wir würden erstehen
- ihr würdet erstehen
- sie würden erstehen
Conditionalis II
- ik zou hebben ingekocht
- jij zou hebben ingekocht
- hij/zij/het zou hebben ingekocht
- wij zouden hebben ingekocht
- jullie zouden hebben ingekocht
- zij zouden hebben ingekocht
Futur II Konjunktiv II
- ich würde erstanden haben
- du würdest erstanden haben
- er/sie/es würde erstanden haben
- wir würden erstanden haben
- ihr würdet erstanden haben
- sie würden erstanden haben
Imperatief
- jij koop in
- jullie koopt in
Imperativ
- du ersteh(e)
- ihr ersteht